Vandaag verschenen in het Financieele Dagblad
Tranen van Den Uyl
Vijf jaar geleden bracht ik in het kielzog van de Stichting Julius Leeft een bezoek aan Suriname. Daar in het hol van de leeuw besteedde het gezelschap van (gelegenheids)acteurs met de voorstelling ‘De Tranen van Den Uyl’ op een theatrale wijze aandacht aan het trauma van de decembermoorden uit 1982. Voor het eerst werd er in het openbaar gesproken over deze duistere episode in de geschiedenis van het land waar Nederland zo nauw mee verbonden is.
Na afloop van een speciale voorstelling voor scholieren was er een ontmoeting tussen hen en een groep ouderen die de decembermoorden van nabij hadden meegemaakt. Ze keken elkaar beduusd en geëmotioneerd aan. De jongeren vroegen de ouderen waarom ze nooit iets verteld hadden en de oudjes op hun beurt verweten de scholieren dat ze er nooit naar gevraagd hadden.
In de gesprekken die volgden zetten ze de eerste stappen naar wederzijds begrip. Daarmee raakten ze aan de kern van de bestaansreden van dit toneelgezelschap: het bespreekbaar maken van onderwerpen die lastig liggen in de maatschappij of in vergetelheid dreigen te geraken. Dat doen ze in landen waar de Nederlandse cultuur zich via een koloniaal verleden heeft genesteld, maar vooral ook in Nederland zelf.
Daar in Suriname, maar later ook in Nederland bij voorstellingen over de Molukse treinkaping in 1977, de anti-apartheidsstrijd of over de Antilliaanse cultuur (met een glansrol van toenmalig Tweede Kamerlid Mark Rutte) raakte ik overtuigd van de noodzaak van dergelijke kunst- en cultuuruitingen.
Zulke cultuur-historische voorstellingen mogen wat mij betreft best een steuntje in de rug krijgen van de overheid. Maar dat zit er onder het kabinet van diezelfde Mark Rutte voorlopig niet in. De kersverse staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra verwoordde het begin deze maand in zijn Kamerbrief betreffende ‘uitgangspunten cultuurbeleid’, als volgt:
‘De overheid beperkt haar rol. Zij blijft verantwoordelijk voor een culturele basisinfrastructuur, educatie, erfgoed en onderzoek en talent. De overheid zal ondernemerschap en mecenaat stimuleren. Publiek en private partijen moeten directer bij cultuur worden betrokken. Mijn maatregelen zijn daarop gericht. De cultuursector moet die support ook actief zoeken bij cultuurliefhebbers.’
Toch hoeft dit niet het einde te betekenen van de door mij zo geliefde voorstellingen. Al vijf jaar voor staatssecretaris Zijlstra deze oproep deed, begon ik met mijn bedrijf met de sponsoring van de Stichting Julius Leeft. Ik vind dat belangrijke delen van onze geschiedenis en verhalen die ten grondslag liggen aan maatschappelijke ontwikkelingen en problemen in ons land verteld moeten blijven worden.
Noem het cultureel ondernemerschap, niet alleen van de culturele sector zelf, maar ook vanuit het bedrijfsleven. En het mooie is, het kan! Dat werd vorige week weer eens aangetoond met een uitverkocht Paradiso in Amsterdam. Zonder ook maar één euro uit het budget van Halbe Zijlstra, trakteerde het gezelschap de bezoekers op een wervelende, emotionerende en maatschappelijk uiterst relevante middag. Met dank aan een ‘vrienden van….’ actie en gulle gevers uit het bedrijfsleven.
Alex Klusman (1969), eigenaar BKB | hét campagnebureau.
Twitter: @AlexKlusman