De grote schoonmaak in het wereldwijde professionele wielrennen lijkt met het spraakmakende interview van Lance Armstrong bij Oprah Winfrey in een stroomversnelling te zijn gekomen. In Nederland duiken er sinds #Doprah dagelijks nieuwe dopingzondaars in de media op met getuigenissen die, wat mij betreft, ook vragen om opheldering van de kant van de Nederlandse wielersponsor: de Rabobank.
Afgelopen zaterdag verscheen in NRC Handelsblad het onthullende relaas van de hand van ex-wielercoureur en journalist Thijs Zonneveld over het dopinggebruik door de jaren heen binnen de Rabobankploeg. Na het lezen van het verhaal van Zonneveld bleven een aantal passages maar door mijn hoofd zingen.
Zoals deze van een anonieme renner uit de Rabobankploeg:
‘In mei 1996 was Raas (oud wereldkampioen en Rabo-ploegleider Jan Raas, AK) het zat. Ik weet niet wat Rabo tegen hem gezegd heeft, of dat er nog andere invloeden waren van buitenaf, maar de maat was vol. We werden met veel renners, zeg maar de besten van de ploeg, bij elkaar geroepen. Raas was woest, zoals hij alleen dat kon zijn. Hij vloekte en gooide met alles wat los zat. Hij zei: ‘De sponsor is ontevreden, er moet iets aan gedaan worden.’ Raas trok ons aan onze oren en zette ons met de rug tegen de muur. Daar, op die bespreking, is voor het eerst het epo-woord gevallen, het is dan mei 1996. Ploegarts Geert Leinders riep daarna iedereen één voor één bij zich op de kamer en legde uit wat epo was, wat hematocriet was. Wat de gevaren waren, de nadelen en de voordelen. Wat je niet en wat je wel moest doen. […]’
Of deze:
‘Vooral in de eendaagse wedstrijden doet Rabobank van voren mee, maar voor de bank is het nog niet genoeg. Topman Bert Heemskerk roept begin 2002 dat Rabobank moet meedoen om een podiumplaats in de Tour. Dat is vragen om problemen in een tijd dat teams als US Postal en Telekom meer lijken op privéklinieken dan op wielerploegen. Als Rabobank écht mee wil doen in de strijd om de gele trui, moeten er andere renners komen. En moet de ethiek nog een stukje verder weggeschoven worden.’
Of tot slot deze:
‘De bank zelf zegt achteraf niet te weten wat er bij de ploeg gebeurde, maar dat wordt door een oud-renner betwijfeld. Hij zegt dat hij in 1997 aan Rabobank-woordvoerder Gert Sluis vertelde wat er binnen de ploeg gebeurde. Sluis zou toen hebben gezegd dat de verantwoordelijkheid voor dat soort dingen bij Jan Raas lag. Maar Sluis zegt nu dat het gesprek nooit heeft plaatsgevonden [..]’
Zoals wellicht bekend besloot Rabobank in oktober vorig jaar, na het verschijnen van het rapport van de Amerikaanse dopingautoriteit USADA over grootschalig dopinggebruik in het professionele wielerpeloton, te stoppen met de sponsoring van de professionele wielerploegen.
In een speciale persconferentie waarop de bank haar besluit bekend maakte verklaarde Raad van Bestuurslid Bert Bruggink: ‘Het gaat met pijn in het hart, maar voor onze bank is het een onvermijdelijke beslissing. Wij zijn niet meer overtuigd dat de internationale professionele wielerwereld in staat is om een schone en eerlijke sport mogelijk te maken.’
Op de site van de Rabobank staat momenteel het volgende te lezen onder het kopje ‘De sponsorfilosofie van de Rabobank’: Samen de sport verder brengen is de creatieve invulling van onze prominente rol bij de door ons gesponsorde sporten. Met de manier waarop wij sporten ondersteunen, helpen we succes mogelijk maken. Met ‘Samen de sport verder brengen’ willen we indirect op originele wijze onze betrokkenheid communiceren. Wij geloven dat je samen meer bereikt dan alleen. Daarom staat Rabobank niet alleen aan de finish bij succes, maar zijn we er al bij de start. Dat doen we niet eenmalig, maar structureel. Pas dan komt een sport verder.
Terwijl we in Nederland tot op de dag van vandaag schande spreken van wielrenners die wellicht doping hebben gebruikt om tot betere prestaties te komen en de biechtende zondaars roemen om hun durf naar buiten te treden, verbaas ik mij over het uitblijven van vragen over de rol van de Rabobank in het grotere geheel.
Bruggink spreekt over een ‘verrotte wielerwereld’ en de imagoschade voor de bank. Maar ligt de echte oplossing voor de problemen in de wielrennerij (en juist ook voor de geloofwaardigheid van de bank) niet juist in een publieke biecht van de Rabobank over hun rol in het hele proces. Ik roep de Rabobank dan ook op om het het wielertoneel weer te betreden om ‘samen de sport verder brengen’.